Stap 3

Afwegen kansrijke strategieën

Voeg inzichten en kansen uit de sociale en technische verkenning – en karakterisering van de wijk samen. Zo ontstaat een palet aan mogelijke maatregelen en strategieën. In deze stap maken de stakeholders richtinggevende keuzes voor het ontwerp van de routekaart.

Zowel de sociaal maatschappelijke als technische route leveren kansen, belemmeringen en uitgangspunten op die in deze fase worden samengebracht om kansrijke strategieën te ontwikkelen. Door bewoners zijn bijvoorbeeld zorgen geuit over de betaalbaarheid, tussentijdse oplossingen voor oude CV ketels of het aanzicht van de wijk. Netbeheerders en corporaties zien bijvoorbeeld kansen om (renovatie) werkzaamheden slim te combineren, maar worstelen met de business case. Ontwikkel in deze fase verschillende, concrete korte – en langere termijn strategieën uit samen met alle stakeholders (inclusief bewoners). Deze verschillende strategieën bevatten de samengevoegde kansen, belemmeringen en uitgangspunten van de wijk en worden in de volgende fase verder uitgewerkt tot een integrale routekaart. Hieronder wordt toegelicht hoe deze strategieën tot stand komen, en hoe een afweging kan worden gemaakt tussen verschillende kansrijke strategieën.

Het is belangrijk een goede besluitvorming te organiseren over deze kansrijke strategieën en richtinggevende keuzen. In een regiegroep/stuurgroep moet worden geborgd dat alle belangrijke stakeholders verder willen met deze keuzes en het erover eens zijn dat sommige opties afvallen of pas in een verdere toekomst aan de orde komen.

Programma van wensen

Stel op basis van de wensen, behoeften en belemmeringen die de bewoners geuit hebben een programma van wensen op. Dit vormt een leidraad voor de manier waarop bewoners worden betrokken in het proces en voor het ontwikkelen en toetsen van kansrijke strategieën.

Tijdens gesprekken met bewoners of tijdens bewonersbijeenkomsten komen vaak meerdere soorten vragen en wensen naar voren. Het kan gaan over: de betaalbaarheid van isolatie en alternatieve warmtebronnen of over beschikbare financieringsmogelijkheden en subsidies. Er is vaak behoefte aan (onafhankelijke) informatie en ondersteuning, transparantie in de keuzes die gemaakt worden en invloed op besluiten die genomen worden. Ook specifieke, individuele situaties (‘wat doe ik als volgende maand mijn oude CV ketel kapot gaat?’) leveren vragen en zorgen op.
Bij bewoners leven vaak ook veel vragen en wensen over de ruimtelijke inrichting van de wijk, die mogelijkheden bieden voor win-win situaties als er toch in de wijk gewerkt gaat worden. Zo kan het vervangen van de leiding ook de gelegenheid bieden voor het aanplanten van meer groen in de wijk. Het ophalen van deze wensen biedt kansen om de leefbaarheid en bewonerstevredenheid in de buurt te verbeteren in combinatie met de verduurzaming.
In het programma van wensen worden de wensen van bewoners vastgelegd. Deze vormen een basis voor het ontwikkelen en toetsen van kansrijke strategieën en de manier waarop bewoners geïnformeerd en betrokken worden in het proces.
In Hilversum is er door de marktexperts van Smart Energy Cities op drie drukbezochte bewonersavonden een boodschappenlijstje aan bewonerswensen opgehaald. Deze wensen zijn zorgvuldig meegenomen in het proces en opgenomen in het Plan voor De Meent dat breed gecommuniceerd wordt en nadrukkelijk wordt getoetst in de klankbordgroep met afgevaardigde uit de wijk. In ’s Hertogenbosch is met met een wijk enquête gewerkt op de wensen van de bewoners uit de wijk ten aanzien van hun woning en buurt op te halen.

Vergelijken oplossingsrichtingen

Breng de voordelen, nadelen en consequenties van de verschillende warmteopties in kaart. Toets de voor-/nadelen en consequenteis van iedere optie aan de technische uitgangspunten en bewonerswensen om zo te komen tot opties kansrijk zijn voor de wijk en het meest voor de hand liggen. Deel de uitkomsten me bewoners om het draagvlak te onderzoeken. In de volgende fases worden de haalbaarheid en het tempo waarin de opties ontwikkeld worden onderzocht.

Toelichting  op warmteopties
Een logische vraag die volgt op de ambitie om aardgas uit de wijk te halen is, welk alternatieven zijn er eigenlijk? Op hoofdlijnen zijn er vijf warmteopties om huizen en/of gebouwen van duurzame warmte te voorzien:

1. All-electric woningen
Deze woningen gebruiken warmtepompen voor (ruimte)verwarming. Warmtepompen zijn er in vele soorten en maten, met uiteenlopende rendementen, impact op het gebouw en investeringskosten. De overeenkomst is dat ze allemaal elektriciteit voor verwarming nodig hebben. Ze kunnen per woning worden geïnstalleerd maar zijn ook voor meerdere woningen en/of een gebouw beschikbaar. Installatie van warmtepompen heeft echter wel gevolgen: niet alleen moet het (plaatselijke) stroomnet over voldoende capaciteit beschikken, ook is het nodig om woningen met warmtepompen op zo’n manier te isoleren dat de warmtevraag zo klein mogelijk blijft.

2. Zonnewarmtewoningen
Deze woningen maken gebruik van de zon als voornaamste bron voor warmtewinning. Cruciaal hierbij is de manier waarop de woningen warmte ‘oogsten’ en opslaan. Warmtewinning is mogelijk via zonnecollectoren, een kas, uitbouw of glazen schil waarmee ze warmte voor koudere seizoenen bufferen. Deze warmteoptie is nog zeer innovatief en staat nog in de kinderschoenen. Daarmee is deze optie op korte termijn niet grootschalig beschikbaar, zeker niet voor de bestaande bouw.

3. Biomassawoningen
Kachels die biomassastromen (als houtsnippers) gebruiken, staan in deze optie centraal. Door biomassa te verbranden, worden huizen of gebouwen verwarmd. Beschikbaarheid en transport van biomassa spelen hierbij een doorslaggevende rol. Toch zal er bij verbranding van biomassa altijd enige vorm van uitstoot van gassen en fijnstof plaatsvinden. Experts verwachten dan ook dat deze optie voor kleinere woningen en dichtbebouwde stedelijke gebieden vooral op kleine schaal wordt ingezet.

4. Warmtenet
Warmtenetten verwarmen momenteel slechts circa 4% van alle wijken in Nederland. Toekomstbeeld klimaatneutrale warmtenetten in Nederland van het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) heeft berekend dat er in 2050 voldoende duurzame warmte beschikbaar is om tot wel 50% van alle woningen via warmtenetten van warmte te voorzien. Niet alle bestaande warmtenetten zijn duurzaam. Sommige warmtenetten gebruiken fossiele brandstoffen. Met geothermie, biomassa, groene restwarmte of collectieve zonnewarmte kunt u warmtenetten verduurzamen. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden: zo moeten de woningen of gebouwen worden geïsoleerd, Lage temperatuurverwarming maakt inkoppeling van meerdere bronnen en gebruik van retour-netten mogelijk. De beschikbaarheid van een lokale/regionale warmtebron is van groot belang voor de realisatie van deze optie in een wijk.

5. Future Gas
HR of HR+ ketels in woningen of gebouwen benutten groen gas voor verwarming, net zoals bij een warmtenet. Het grootste verschil met aardgas is de beschikbaarheid en mogelijkheid om biogas (of synthetisch gas) op te slaan. Omdat het aanbod van biogas beperkt is, moet de warmtevraag sterk worden verminderd. Daarnaast is er een meer principiële reden: exergie, oftewel de hoge energie-inhoud van biogas. Industriële processen die om hoge temperaturen vragen, kunnen biogas veel beter gebruiken dan stadswijken die een groot deel van deze energie-inhoud overboord gooien (omdat wijken gebruik maken van laagwaardige warmte).
Welke warmte-opties beschikbaar en logisch zijn voor de wijk moet in een bredere context bekeken worden. Ontwikkel, als deze nog niet beschikbaar is, een warmtevisie op stedelijk, maar liefst regionaal, niveau.

Schets in deze warmtevisie een beeld van de ontwikkeling van de warmtevraag, de mogelijkheden om warmtebronnen in te passen in het gebied en hoe de verschillende warmte-opties het beste ingezet en verdeeld kunnen worden in de regio. Breng voor de mogelijke warmte-opties voor jouw wijk de voordelen, nadelen en consequenties in kaart om ze met elkaar te kunnen vergelijken. Ga per optie na welke investeringen globaal nodig zijn en welke besparingen daarmee op de kortere en langere termijn haalbaar zijn. Bepaal ook per optie de consequenties voor nabijgelegen wijken.
Combineer deze analyse met de resultaten die zijn opgehaald uit het onderzoek onder de bewoners en met de technische/economische uitgangspunten. Zo ontstaat een gemeenschappelijk, integraal beeld van alle haalbare en wenselijke opties en de natuurlijke momenten om te investeren, te verbouwen of te vervangen. Door alle onderzoeksresultaten met elkaar te combineren vallen er ook opties af, zo past niet bij alle gebouwen een all electric verwarming en kan de verduurzaming van de wijk zich het best concentreren op bepaalde bewonersgroepen in de wijk. Dit zorgt voor richtinggevende keuzes die van essentieel belang zijn in het ontwerpen van de routekaart. Deze richtinggevende keuzes worden ter besluitvorming voorgelegd aan de initiatiefgroep en/of de stakeholders die betrokken zijn en mede-eigenaar van de opgave. Zo kom je echt een stap verder. En zo voorkom je dat, na verdere uitwerking van bijvoorbeeld een businesscase, partijen weer overnieuw willen beginnen en alles ter discussie willen stellen.
Het resultaat van deze fase is een overzicht van kansrijke strategieën voor de verduurzaming van de wijk, zowel vanuit een technisch als vanuit een sociaal/maatschappelijk oogpunt. Ook wordt het duidelijk waar kansen liggen en wat kansrijke doelgroepen zijn om het proces mee te starten. In de volgende fase worden deze richtinggevende keuzes verder uitgewerkt tijdens de ontwerpfase van de routekaart. In deze fase versmelten de sociaal/maatschappelijke (groene) en technisch/economische (blauw) route en wordt er door de innovatiecoach en creative producer samengewerkt aan het ontwerp van een integrale routekaart voor de verduurzaming van de wijk. Benieuwd hoe een routekaart verder kan worden ontworpen en wat essentiële elementen zijn? Lees het hier.

Uitgangspunten formuleren

De lokale ambities, de bewonerswensen, de technische randvoorwaarden die volgen uit de gebouwen en infrastructuur leveren tezamen leveren alle uitgangspunten die ingevuld moeten worden om tot succesvolle implementatie over te gaan. De uitgangspunten waaraan op termijn voldaan moet worden geven daarmee inzicht in prestaties – zoals kostenreducties, inpasbaarheid van oplossingen in woningen en acceptatie & vertrouwen bij bewoners – waar in de routekaart naar toe gewerkt dient te worden.

Vanuit het vergelijk van oplossingen voor de wijk (of vanuit een regionale warmtevisie) volgt (of volgen) de warmteoplossing(en) die het meest voor de hand ligt voor de wijk. Zowel vanuit het blauwe als het groene spoor zijn naar aanleiding van de karakterisering verschillende uitgangspunten naar boven gekomen. Hieruit volgen ook de benodigde prestatie stappen, zoals isolatie-eisen voor woningen, kostenreducties die behaalt dienen te worden voor opschaling en de opwekcapaciteit van warmte dat nodig lijkt voor de wijk in de toekomst. Bewonerswensen zijn opgehaald in bewonersbijeenkomsten en afgestemd met bewonersvertegenwoordigers vanuit de wijk. Hieruit volgen de eisen en inzichten voor financieringsoplossingen die nodig zijn om het voor alle bewoners/gebouweigenaren mogelijk te maken om tot investeren over te gaan. Ook andere stakeholders, zoals woningbouwcorporaties, netbeheerder(s) en energieleveranciers zijn actief betrokken en hebben aangegeven welke uitgangspunten voor hun gelden om tot investeringen in een nieuwe warmtevoorziening over te gaan. De netbeheerder heeft aangeven welke informatie, stappen en besluitvorming nodig zijn in de wijk voordat ingestemd kan worden met nieuwe investeringen in een duurzame warmtevoorziening. Ook woningbouwcorporaties hebben in deze fase aangegeven welke eisen en kansen voor hen van belang zijn om in hun vastgoed te (her)investeren. De uitgangspunten vormen daarmee een belangrijke basis om het besluitvormingsprocessen in de wijk scherp te krijgen. Deze stap levert cruciale inzichten op waar in de routekaart aan gewerkt dient te worden de beoogde kansrijke warmtestrategieën voor de wijk daadwerkelijk te realiseren.