Kiezen voor warmteoptie(s)

Met de Energieagenda uit 2016 heeft het Rijk de energietransitie aangescherpt. Zo wordt het aardgasgebruik teruggedrongen en de verplichting tot gasaansluiting voor iedere woning uit de Gaswet geschrapt. Als gevolg daarvan zal het aardgasnetwerk de komende twintig, dertig jaar steeds meer verdwijnen uit woonwijken. Intussen moeten we wel onze woningen van warmte blijven voorzien.

Het stappenplan

Om te bepalen welke toekomstige warmtevoorzieningen technisch, economisch en sociaal het meest effectief zijn, kunt u de volgende stappen nemen:

1. Breng eerst de huidige infrastructuur en warmtevraag in beeld.

Aan de hand van het type woningen en de energielabels kunt u bepalen welk besparingspotentieel aanwezig is door isolatie en warmteterugwinning toe te passen. Uit deze analyse volgt wat de resterende warmtevraag wordt en hoe u dat het beste zonder aardgas kunt invullen.

2. Onderzoek of inventariseer welke warmtebronnen en warmtebuffers als warmte-koude opslag voor de wijk beschikbaar zijn.

De meest voorkomende mogelijkheden zijn inpassing en benutting van geothermische bronnen, regionaal beschikbare biomassa, restwarmtebronnen, zonneparken in velden of zonneboilers op daken.

3. Heeft uw gemeente of stad aangegeven welke collectieve voorzieningen het aardgasnetwerk kunnen vervangen?

Als dat niet zo is, kunt u voor de wijk inventariseren of de aanleg van een collectieve infrastructuur zinvol is. Voorbeelden van een collectieve infrastructuur zijn een warmtenet of een biogasnet. Het (lokale) warmtenet kan gedeeltelijk of geheel worden gevoed vanuit een of meerdere beschikbare warmtebronnen uit stap 2. Ligt een wijk ver verwijderd van deze infrastructuur of zijn er geen plannen of animo voor de ontwikkeling van een lokaal warmtenet, dan is een collectieve infrastructuur moeilijk te realiseren. Dit geldt ook voor initiatieven voor een lokaal biogasnet.

4. Als stap 3 in technisch-economisch opzicht afvalt of als er geen draagvlak is, zijn alleen individuele oplossingen per woning mogelijk:
all-electric: elektrische warmtepompen wekken alle warmte op, zonodig aangevuld met warmteopslag.
Zonnewarmte: zonnewarmte wordt geoogst en opgeslagen in een of meerdere warmtebuffers.
Biomassa: ketels gebruiken houtsnippers of andere organische (rest)stromen.

5. Als collectieve voorzieningen uit stap 3 wel realiseerbaar zijn, moet u deze afwegen tegen individuele voorzieningen.

Op grond van de (boven)gemeentelijke visie en strategie kunt u kiezen uit twee of meer warmteopties, dat wil zeggen de opties uit stap 4 aangevuld met:

• Een warmtenet
(de wijk ontvangt deels of geheel haar warmte uit restwarmte, biomassa, geothermie of zonnewarmte via een collectief warmtenet).
en/of:

• Een biogasnet
(de wijk wordt deels of geheel aangesloten op een netwerk van biogas. HR++ ketels gebruiken dat biogas voor huishoudelijke toepassingen en ruimteverwarming).

Overzichtelijke resultaten

Wie dit stappenplan doorloopt, krijgt inzicht in de voor- en nadelen van de verschillende warmteopties. Uit de praktijk blijkt dat het aantal opties voor een specifieke wijk beperkt is. De initiatiefgroep legt de resultaten voor aan de betrokken partijen (zoals de bewoners, de netbeheerder, huis- en gebouweigenaren en andere marktspelers. Als iedereen het met de globale keuzes eens is, selecteert de initiatiefgroep welke opties voor de wijk verder uitgewerkt en onderzocht worden.

Kansrijke gelegenheden

Doorslaggevend voor de toekomstbestendige warmtevoorziening is het natuurlijke moment waarop het huidige aardgasnetwerk – of delen daarvan – op de schop gaat. Daarnaast liggen er uitgelezen kansen tijdens grootschalige woningbouwrenovatie of vervanging van riolering of andere infrastructuur. Deze natuurlijke momenten moet de initiatiefgroep met beide handen aangrijpen en in een vroeg stadium in haar beslissingen meenemen. Samen met de meest voor de hand liggende warmteopties keren deze natuurlijke momenten dan ook in de beslissingsfase terug, de uitwerking van scenario’s en het vaststellen van de routekaart.

Toelichting op warmteopties

Als alle betrokkenen van aardgas als warmtebron willen afstappen, zijn er vijf mogelijkheden om huizen en/of gebouwen van duurzame warmte te voorzien:

1. All-electric woningen
Deze woningen gebruiken warmtepompen voor (ruimte)verwarming. Warmtepompen zijn er in vele soorten en maten, met uiteenlopende rendementen, impact op het gebouw en investeringskosten. De overeenkomst is dat ze allemaal elektriciteit voor verwarming nodig hebben. Ze kunnen per woning worden geïnstalleerd maar zijn ook voor meerdere woningen en/of een gebouw beschikbaar. Installatie van warmtepompen heeft echter wel gevolgen: niet alleen moet het (plaatselijke) stroomnet over voldoende capaciteit beschikken, ook is het nodig om woningen met warmtepompen op zo’n manier te isoleren dat de warmtevraag zo klein mogelijk blijft.


2. Zonnewarmtewoningen

Deze woningen maken gebruik van de zon als voornaamste bron voor warmtewinning. Cruciaal hierbij is de manier waarop de woningen warmte ‘oogsten’ en opslaan. Warmtewinning is mogelijk via zonnecollectoren, een kas, uitbouw of glazen schil waarmee ze warmte voor koudere seizoenen bufferen.

 

3. Biomassawoningen
Kachels die biomassastromen (als houtsnippers) gebruiken, staan in deze optie centraal. Door biomassa te verbranden, worden huizen of gebouwen verwarmd. Beschikbaarheid en transport van biomassa spelen hierbij een doorslaggevende rol. Toch zal er bij verbranding van biomassa altijd enige vorm van uitstoot van gassen en fijnstof plaatsvinden. Experts verwachten dan ook dat deze optie voor kleinere woningen en dichtbebouwde stedelijke gebieden vooral op kleine schaal wordt ingezet.

Voor energetische optimalisatie van wijken kunnen gemeentes twee collectieve warmtevoorzieningen overwegen:

4. Warmtenet
Warmtenetten zorgen ervoor dat we ongeveer 4% van onze wijken verwarmen. Dat kan volgens schattingen tot wel 30% oplopen. Niet alle warmtenetten zijn duurzaam. Sommige warmtenetten gebruiken fossiele brandstoffen. Met geothermie, biomassa, groene restwarmte of collectieve zonnewarmte kunt u warmtenetten verduurzamen. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden: zo moeten de woningen of gebouwen goed worden geïsoleerd worden en moeten ze over lage temperatuurverwarming beschikken. Ook een beschikbare bron of een nabijgelegen warmtenet telt mee, wil een nieuw warmtenet kans maken voor de wijk.

5. Future Gas
HR of HR+ ketels in woningen of gebouwen benutten groen gas voor verwarming, net zoals bij een warmtenet. Het grootste verschil met aardgas is de beschikbaarheid en mogelijkheid om biogas (of synthetisch gas) op te slaan. Omdat het aanbod van biogas beperkt is, moet de warmtevraag sterk worden verminderd. Daarnaast is er een meer principiële reden: exergie, oftewel de hoge energie-inhoud van biogas. Industriële processen die om hoge temperaturen vragen, kunnen biogas veel beter gebruiken dan stadswijken die een groot deel van deze energie-inhoud overboord gooien (omdat wijken gebruik maken van laagwaardige warmte).