De ervaring in de projecten van Smart Energy Cities leert dat in wijken verschillende vormen van initiatief worden genomen, door verschillende partijen. Er zijn drie mogelijke ‘drivers’ voor een wijkaanpak:
De gemeente heeft een ambitie en beleid vastgesteld voor de reductie van CO2 of het bereiken van energieneutraliteit. De gemeente neemt vervolgens initiatief voor het opstarten van een wijkproces. Voorbeelden van deze projecten zijn de Meent in Hilversum en de buitenpepers in ‘s Hertogenbosch.
Private partijen zien kansen voor een businesscase voor de warmtevoorziening of een zonnepark. Voor hen is de uitwerking van de businesscase essentieel. Daarna komt voor hen pas een wijkproces in beeld. Voorbeelden van deze projecten zijn De Reijersdijk in Rotterdamen Caberg en Malberg in Maastricht (bekijk ook eens dit document).
Actieve bewoners verenigen zichzelf en komen in beweging om hun huizen en hun wijk te verduurzamen. Professionele stakeholders worden daar pas later bij aangehaakt. Voorbeelden van deze projecten zijn de Noorderplantsoenbuurt in Groningen (kijk ook eens op de website) en Alteveer-Cranevelt in Arnhem.
Het is belangrijk voor elke initiatiefnemer om bewust de eigen ‘drive’ te verbinden met die van andere partijen. En daarbij te kiezen voor een integrale aanpak waarin aandacht wordt besteed aan de sociaal maatschappelijke en de technisch financiële kanten van de energietransitie. Binnen de Smart Energy Cities aanpak is ‘samen starten’ met gemeente, professionele en private stakeholders en bewoners essentieel.
Hieronder gaan we nader in welke voorbereidingen er nodig zijn om een goede start te maken. Daarbij zijn vijf aspecten essentieel: (1) Er is een boven-lokale visie nodig op de energietransitie waarop kan worden aangehaakt. (2) Er moeten expliciet afspraken worden gemaakt over het gedeeld eigenaarschap en de samenwerking tussen de belangrijkste stakeholders. (3) Er moet daarbij direct worden nagedacht over de wijze waarop bewoners worden geïnformeerd en betrokken. (4) Er moet een goede procesregie en governance worden ontworpen, zodat de ontwikkelingen in de wijk op een betrouwbare, transparante en effectieve wijze verlopen. (5) Tenslotte is binnen Smart Energy Cities geleerd dat het belangrijk is om ter ondersteuning van het wijkproces een integraal team in te zetten. De geleerde lessen en de tools en tips voor deze 5 aspecten zijn hier verder beschreven:
Een wijkaanpak vraagt om bovenlokale keuzes. Dat begint bij een ambitie en visie op de energietransitie in de regio of de gemeente. In gemeenten is vaak al een ambitie vastgesteld door de Gemeenteraad. Amsterdam heeft bijvoorbeeld de ambitie dat in 2020 per inwoner 20% meer duurzame energie wordt opgewekt en 20% minder energie verbruikt dan in 2013. agenda duurzaamheid. De centrale doelstellingen van het programma Duurzaam Hilversum 2016-2020 zijn 30% CO2 reductie in 2020 ten opzichte van 1990 en een klimaatneutrale eigen bedrijfsvoering in 2020. De stip op de horizon is hier een klimaatneutraal Hilversum in 2050.
Daarnaast is in sommige regio’s al een regionale energiestrategie gemaakt in het kader van de Green Deal ‘Regionale Energiestrategieën’. De pilotregio’s binnen deze Green Deal hebben zich met name gericht op het in kaart brengen van de opgave (wat is er nodig, ook na energiebesparing) en de mogelijkheden voor opwek van duurzame energie. De pilotregio’s binnen deze Green Deal hebben zich met name gericht op het in kaart brengen van de opgave (wat is er nodig, ook na energiebesparing) en de mogelijkheden voor opwek van duurzame energie. In andere gemeenten zijn met name de warmte-opties al beter onderzocht. In de gemeente Rotterdam en Groningen zijn bijvoorbeeld kansenkaarten gemaakt waarop per wijk is aangegeven welke warmte-optie(s) het meest kansrijk zijn.
Groningen 2035 – Energieneutraal Animatie
Deze boven-lokale kaders zullen in veel gevallen nog veel keuzes open laten, omdat veel nog onzeker is en de transitie een lange termijn opgave is. Dat is niet erg en is ook uitlegbaar. Wel is het belangrijk om de beschikbare kaders te kunnen delen en met elkaar een stip op de horizon te kunnen zetten.
De energietransitie kan door geen enkele partij alleen vorm worden gegeven. Het is belangrijk om, voordat in een wijk wordt gestart, te bepalen welke partijen een belangrijke impact hebben. Een belangrijke les van Smart Energy Cities is om bij de start de tijd te nemen om de belangrijkste stakeholders bijeen te brengen en daarmee samenwerkingsafspraken te maken.
De afspraken kunnen leiden tot bijvoorbeeld een initiatiefgroep, een alliantie of een convenant. Dit kan alleen als gezamenlijk een ‘taal’ wordt ontwikkeld en verwachtingen onderling worden uitgesproken. Vertrouwen ontwikkelt zich alleen als gaandeweg aan ‘gedeeld eigenaarschap’ wordt gewerkt, want niemand kan de opgave alleen oplossen. Ook zijn alle partijen aan tafel van elkaar afhankelijk om tot een goede oplossing te komen. Gedeeld eigenaarschap in dit proces komt tot stand als meerdere partijen:
1. Zich verantwoordelijk voelen voor de energietransitie in de wijk
2. In actie willen komen om hieraan bij te dragen
3. Wederzijds afhankelijk zijn van elkaar om tot het eindresultaat te komen
4. Samenwerken op basis van gelijkwaardigheid
5. Bereid zijn om strategische overwegingen en keuzes met elkaar te delen en met elkaar te maken.
Niet elke partij hoeft evenveel verantwoordelijkheid te dragen of in dezelfde mate bij te dragen, maar elkaar partij moet wel zelf kunnen beslissen of zij de samenwerking op basis van gedeeld eigenaarschap aangaan.
In het boek ‘Gedeeld Eigenaarschap’ staan tips en tools die ook in diverse projecten van Smart Energy Cities zijn gebruikt. In Groningen en in Den Bosch zijn handige templates gebruikt om stakeholders in kaart te brengen specifiek voor de aanpak van wijken.
Bewoners, zowel huurders als woningeigenaren, zijn belangrijke stakeholders. Uit de ervaringen binnen Smart Energy Cities blijkt dat het vroegtijdig betrekken van bewoners essentieel is voor een effectief proces, ongeacht wie of wat de initiële ‘driver’ in de wijk is. Als de businesscase voor private partijen de belangrijkste driver is voor bijvoorbeeld de aanleg van een warmtenet of zonneweide zien we vaak dat dit in eerste instantie een langdurig, technisch financieel project is. Als bewoners hierbij niet tijdig worden aangehaakt ligt het risico op de loer dat bewoners zich uiteindelijk tegen ‘de oplossing’ keren. Het loont dan ook de moeite om al vanaf het begin bewoners te informeren en waar mogelijk te vragen mee te denken. Daarmee krijgen bewoners vroegtijdig de kans zichzelf te organiseren en op die manier aan te haken bij een initiatiefgroep. In Maastricht is bijvoorbeeld gebleken dat daardoor echt meerwaarde ontstaat voor de wijk en de bewoners. Wanneer een gemeente de ‘driver’ is, kan zij aanhaken bij wijkprogramma’s of buurthuizen om de energietransitie onder de aandacht te brengen. In Hilversum is vanaf de start nagedacht over de aanpak om bewoners mee te nemen in de wijkaanpak. Zo zijn vanaf het begin bewonersbijeenkomsten georganiseerd en is er een klankbordgroep opgezet met circa 40 deelnemers vanuit de wijk. Wanneer een groepje bewoners zelf de ‘driver’ is van een initiatief in de wijk kan het meekrijgen van bewoners soms gemakkelijker gaan, maar is dat nog niet vanzelfsprekend (zie het voorbeeld van Groningen).
Een effectieve samenvatting tussen meerdere stakeholders vraagt om een expliciete procesregie en governance. Dat betekent dat in een initiatiefgroep niet alleen gesproken moet worden over ambities en oplossingen en financiering, maar ook over de wijze waarop stapsgewijs besluiten zullen worden genomen. Ook moet helder worden wie waarover kan en mag besluiten en wat er voor nodig is om die besluiten te nemen. Dit proces is adaptief, omdat in de beginfase nog lang niet alles bekend is.
Daarbij is duidelijk dat overheid, markt en maatschappij elkaar steeds sterker nodig hebben om de uitdagingen in een wijk aan te gaan. Technische oplossingen en innovaties zijn daarbij dienstbaar aan een proces waarin partijen tot acceptatie van elkaars belangen en gezamenlijke resultaten moeten komen. De procesregie en de sturing richt zich daarom op resultaat, verbinding en vernieuwing.
Het resultaat kan in de Smart Energy Cities vertaald worden in een aantal inhoudelijke tussen- of eindproducten, zoals een rapportage met de karakterisering van de wijk, of een besluitvormingsnotitie en aan het eind een adaptieve routekaart voor het aardgasvrij maken van een wijk. Een resultaat kan ook een businesscase zijn, een gezamenlijk investeringsplan en/of afspraken over verantwoordelijkheden.
Tegelijkertijd moet worden gestuurd op verbinding, zodat de samenwerking robuust wordt en vertrouwen ontstaat. Verbinding staat voor de wijze en de momenten waarom actoren een bijdrage leveren in het proces, waarbij timing, spelregels en transparantie belangrijk zijn. Bij het aardgasvrij maken van wijken werken actoren tenslotte aan een nieuwe onbekende opgave, waarbij iedereen zelf andere rollen moet spelen en met besef van het feit dat het hier om een systeemverandering gaat.
Ook op deze vernieuwing kan worden gestuurd. De netbeheerder toetst niet meer alleen achteraf of iets kan, maar moet al aan de voorkant meedenken. De gemeente zal niet alleen een warmteplan moeten maken, maar tegelijkertijd ook haar eigen proces rondom woningbouw moeten veranderen. Het is van belang voor alle actoren de bredere context te kennen en het besef ontwikkelen dat de eigen rol en de eigen werkwijze wellicht vernieuwd moeten worden.
De Smart Energy Cities aanpak is een integrale aanpak waarbij de sociaal/maatschappelijke benadering gelijktijdig wordt gecombineerd met technisch/economische innovaties. De aanpak wordt gesymboliseerd door een groene, sociaal-maatschappelijke route en een blauwe, technisch-financiële route, deze routes zijn goed zichtbaar in onderstaande figuur. Beide routes worden gelijkwaardig en gelijktijdig in de 5 fases uitgewerkt én met elkaar verbonden.
Binnen Smart Energy Cities is het heel effectief gebleken om in de wijk een team in te zetten, bestaande uit een creative producer en een innovatiecoach. De creative producer begeleidt en stimuleert de ‘vraag’ van huurders en gebouweigenaren terwijl de innnovatiecoach het technische ontwerp en het aanbod van installaties inzichtelijk maakt voor alle betrokken partijen. Het team zorgt ervoor dat de ‘groene’ en de ‘blauwe’ lijn een gelijkwaardige plaats hebben in het gehele proces. De ervaring leert dat juist door professionals uit verschillende vakgebieden (sociaal en technisch) samen het ontwerpproces vorm te laten geven en te begeleiden, tijd wordt gewonnen. In het onderstaande filmpje uit Groningen legt een bewoner van de initiatiefgroep ook uit hoe dit in hun buurt heeft gewerkt. Daarnaast leggen Michiel en Minouche in het filmpje uit Hilversum uit wat hun rollen precies inhouden.
Groningen
Hilversum
In de tweede stap: ‘Karakteriseren van de wijk’ wordt toegelicht hoe de wijk op een sociaal-maatschappelijke en technisch-economische manier kan worden gekarakteriseerd. Hoe pak je dit aan? Wat heb je aan al die informatie? En hoe daarna verder? Lees het hier.